hamer van rechter met rekenmachine om proceskosten te berekenen

De rol van het Europese recht in het huurrecht blijft de gemoederen bezig houden. Dat blijkt opnieuw uit een recente prejudiciële beslissing van de Hoge Raad over proceskosten.

Vragen

De rechtbank in Amsterdam had vragen gesteld over een bepaling in een huurovereenkomst van woningbouwvereniging Lieven de Key. De kantonrechter wilde weten wat het hoogste rechtscollege in ons land daarvan denkt. Dat proceskostenbeding houdt in dat alle gerechtelijke kosten die de verhuurder maakt voor rekening van de huurder zijn als de huurder bijvoorbeeld zijn woning moet ontruimen wegens overlast.

Proceskosten

Normaal gesproken hoeft een verliezende partij niet de werkelijke proceskosten van de winnaar te betalen. De rechter beperkt die kosten meestal tot € 500-1.000, het zogenaamde liquidatietarief. Het genoemde beding gaat dus verder en kan grote financiële consequenties hebben. Als iemand zijn woning moet ontruimen na een vonnis van de rechter, zou hij dus ook nog de advocaatkosten van de verhuurder voor z’n kiezen krijgen en dat kan oplopen tot tienduizenden euro’s.

Oneerlijk?

Aan de orde is de vraag of dit een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen en daarmee vernietigbaar. Een andere vraag is of vernietiging van het beding meebrengt dat de rechter de huurder dan wel op de voet van de wettelijke regeling in de proceskosten kan veroordelen. Dan komt het liquidatietarief in beeld. Overigens zijn deze vragen alleen relevant als de huurder een consument is, dus voor professionele partijen zoals bedrijven speelt dit niet.

Buiten toepassing

Ja, oordeelde de Hoge Raad op 4 juli 2025, het is een oneerlijk beding. Daarbij spelen de volgende overwegingen een rol. Over het beding hebben partijen niet apart onderhandeld. Het verstoort het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen, met aan de ene kant een consument en aan de andere kant een professionele verhuurder. Immers zonder het beding zou de gedaagde niet meer dan het liquidatietarief hoeven te betalen. Dat belemmert de toegang tot de rechter, want een huurder zal niet snel naar de rechter gaan als hij het risico loopt dat hij alle proceskosten van de verhuurder moet betalen.

Dat de rechter de bevoegdheid heeft om de proceskosten te matigen, doet hieraan niets af want het beding moet als het oneerlijk is geheel buiten toepassing blijven. De ratio van deze regel is het doel van Richtlijn 93/13: uitbanning van het gebruik van oneerlijke bedingen, kortom een afschrikwekkend effect. Dat effect zou teniet gaan als de verhuurder kan terugvallen op het nationale recht.

Nationaal recht?

Da de tweede vraag. Is het nou wel zo dat het liquidatietarief niet kan worden toegepast als het beding wordt vernietigd en dus geen werking heeft? De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie geeft een wisselend beeld. Die jurisprudentie is van belang omdat de Richtlijn oneerlijke bedingen Europees rechts is, dus vastgesteld door het Europese parlement. De laatste jaren is steeds duidelijker geworden dat het Europese recht ook invloed kan hebben op het Nederlandse huurrecht. Een voorbeeld daarvan is de discussie over bepalingen volgens welke de huur jaarlijks met inflatie plus drie procent mag worden verhoogd.

Europese Hof

De Hoge Raad vindt dat er redelijkerwijs twijfel kan bestaan of de Europese richtlijn in de weg staat aan toepassing van het Nederlandse nationale procesrecht. Het is onzeker of een verhuurder daarop mag terugvallen, zodat de rechter kan besluiten dat een huurder die zijn woning moet ontruimen weliswaar niet op grond van het beding de volledige kosten moet vergoeden maar wel het lagere bedrag volgens het liquidatietarief. De Hoge Raad heeft nu besloten deze vraag voor te leggen aan het Europese Hof. Voorlopig blijft daarover dus onduidelijkheid bestaan en het zal nog wel even duren voordat die duidelijkheid gegeven kan worden. De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vraag van de Amsterdamse kantonrechter dus door zelf een prejudiciële vraag te stellen aan de Europese rechters in Luxemburg.

Bron: ECLI:NL:HR:2025:1081

Vragen? Neem contact op met mr. van Dalen via 06-27129900 of [email protected]